
Het monumentale pand in Christianshavn veroorzaakte zoveel problemen dat het twee keer werd doorverkocht. Maar de derde keer was scheepsrecht
Architect David Thulstrup heeft een 218 jaar oud, monumentaal pak huis in de Kopenhaagse wijk Christianshavn zorgvuldig gerestaureerd, zodat het klaar is voor een nieuw leven in de 21 eeuw.
DoorDe laatste 15 jaar is er veel gebouwd in Kopenhagen. Metrolijnen vertakken zich onder de grond en de bijbehorende stations bovengronds, witte appartementencomplexen hebben delen van de wijk Amager haast overgenomen.
Naast de Opera kwamen een soort rijtjeshuizen, de iconische bioscoop Palads, met zijn felle kleuren van kunstenaar Poul Gernes, dreigt te worden gesloopt ten gunste van een 36 meter hoge flat, en het uitzicht vanaf het plein Sankt Annæ Plads eindigt abrupt in het A-vormige Papirhus.
Dat hoort natuurlijk bij het leven in een stad die mee verandert met zijn inwoners, en nieuw en oud moeten naast elkaar kunnen bestaan.
Een pakhuis uit 1806 in de wijk Christianshavn met een monumentale status laat prachtig zien hoe je iets bestaands op zo’n manier kunt moderniseren dat het weer de plek kan innemen die het toekomt en mogelijk nog 200 jaar mee kan.
Geduld is een deugd
Maar daar is geduld voor nodig, en gelukkig heeft hoofdarchitect en ontwerper David Thulstrup dat. Vijf jaar en drie eigenaren verder is zijn grootste transformatieproject ooit afgerond.
- Het was mijn eerste samenwerking met het ministerie van Cultuur en mijn grootste project ooit. Een kleine vijf jaar terug zag ik het voor de eerste keer. Oorspronkelijk zouden het acht hotelkamers worden, maar daar ging het ministerie niet in mee. Daarop werd het gebouw nog twee keer verkocht, tot de huidige ontwikkelaars en investeerders, Artha en Falk-Rønne & Kierkegaard A/S, erbij betrokken raakten en het project werd aangepast naar appartementen. Het tijdsbestek en de wisselingen van eigenaar zeggen iets over hoe complex het is om te werken met een monumentaal pand dat gemoderniseerd moet worden, vertelt David.
“Ik zou hier zelf wel willen wonen”
Wat David bijzonder vond aan dit project – naast de beperkingen van werken met een monumentaal pand – is dat hij zich moest verhouden tot het gebouw zelf in plaats van tot de voorkeuren van particulieren. Tegelijk stelt hij zich altijd wel voor hoe mensen kunnen wonen, leven, bestaan in de ruimtes die hij creëert.
- Ik sluit mijn ogen, navigeer door het gebouw en denk verschillende scenario’s uit: hoe zou het zijn als hier een expat woont? Die is er misschien telkens maar korte tijd. En is er plek voor 12 vrienden rond de eettafel? Hoe moet het bed staan in verhouding tot het nachtkastje en waar drink je ’s ochtends je kopje koffie? Ik werk altijd van binnenuit en probeer een functie of ruimtelijkheid te creëren die gebaseerd is op een behoefte rond hoe we graag willen wonen. Bij deze appartementen bedacht ik bijvoorbeeld dat je vanaf het naburige plein in het water kunt springen om daarna thuis de sauna in te duiken. Dat lijkt mij ook wel wat, lacht hij.
Tactiliteit is ook een constante in Davids werk: de zintuiglijkheid van de materialen naar boven halen, zodat je ze wilt aanraken. In deze woningen spelen kleine contrasten daarbij een grote rol – bijvoorbeeld in de manier waarop de steen in de badkamer en het gerookte eiken in de keuken de brede vloerplanken van D inesen accentueren.
Het gaat om balans – dat het bestaande verankerd kan worden als tegenwicht tegen alle nieuwbouw. Mooi om te zien dat een gebouw zo gedegen is qua structuur, materialen en ambachtelijkheid dat het al ruim 200 jaar overleeft en nog steeds relevant is als het in de juiste handen terechtkomt.